Groene stroom bestaat niet
Toen zo’n tien jaar geleden de wereld van de elektriciteit veranderde, waren de deskundigen het erover eens: groene stroom bestaat niet.
Die verandering in energieland manifesteerde zich, omdat de bedrijven die elektriciteit maken, de bedrijven die elektriciteit verhandelen en zij die het vervoeren, de distributiebedrijven, gedwongen werden om apart te werken. Ze werden gescheiden. Er was dus niet meer één verantwoordelijke voor deze NUTS-voorziening. Dit werd gedaan om marktwerking in de energiewereld mogelijk te maken.
Egbert Bouwhuis, is specialist in elektriciteit. Hij deed zijn opleiding tot elektrotechnisch ingenieur aan de HTS in Groningen. Zijn werk als netbeheerder bracht hem veel kennis over het gedrag van stoom in de netten. Hij legt uit wat hij voor ogen heeft met de ‘Groene Kracht Uitwisselaar’ in het engels Green Power Exchanger (GPX).
Bouwhuis vindt zonne-energie mooi en verzon iets. Het kon in zijn ogen niet zo zijn dat we de prachtige elektronen die door zonne-energie worden geconcentreerd en beschikbaar komen voor benutting, op dezelfde manier behandelen als de elektronen die door generatoren in kolencentrales of door kerncentrales worden verwekt en in het net beschikbaar komen. Zonne-elektronen zijn veel “mooier” en verdienen waardering en voorrang.
Dat lijkt onmogelijk, want een elektron is een elektron. Er bestaan niet letterlijk groene of grijze elektronen, maar wel groene en grijze bronnen. Bij Bouwhuis ontstond het idee om de niet herkenbare elektronen een denkbeeldig digitaal kenmerk te geven door middel van moderne informatie technieken.
Het moet mogelijk zijn de energie die in het net komt bij een werkelijk duurzame bron, een zonnecollector of een windmolen, te boeken als een elektron (in de praktijk natuurlijk een grote cluster of bundel elektronen) uit die collector of die windmolen. Daarbij moet bij afname van energie tevens aan de kant van de elektrische energiegebruiker op een meter worden aangegeven, dat de energie aan die bron is gerelateerd. Deze koppeling moet direct, en waterdicht zijn. Alleen op die manier is het mogelijk energie afkomstig uit verschillende bronnen fictief te “volgen”, het balanssysteem van het elektriciteitsnet duidelijk te maken. Dat laatste is niet nodig voor de consument. Maar het idee is dat mensen kunnen “spelen“ met hun energieleverantie en verbruik. Daardoor wordt men energiebewust en kan de zonne-energie ook werkelijk van meerwaarde zijn.
In 1999, na de splitsing van de energiebedrijven vonden mensen van de energiebedrijven “groene”stroom net zoveel waard als “grijze”stroom. Al dat gedoe met meters vond men maar ingewikkeld en men dacht dat de klant het niet belangrijk zou vinden. Nu wordt door middel van groencertificaten, aangemaakt bij “duurzame” bronnen, “groene” energie gemaakt. Die energie komt op de markt en energiebedrijven profileren zich met deze groene energie. Dat kan energie uit biomassa, verbrand geïmpregneerd hout, Noorse waterenergie, of windenergie en zonne-energie zijn. De consument weet niet welke energie hij krijgt, en als de “groene” elektronen op zijn, kopen de bedrijven gewoon kernenergie en kolenenergie in, die op dat moment wordt verkocht als “groen”. Het laatste stapje van de certificatenmarkt naar de meterkast van de consument ontbreekt. Daardoor is nooit met zekerheid bekend of energiebedrijven evenveel groene energie aanmaken als consumenten gebruiken.
Er is veel voor nodig om het GPX-concept werkend te krijgen en toch is het eenvoudig. Er zou een laboratorium moeten komen waarbij geëxperimenteerd wordt met het digitaal boeken en afboeken van energie. Dan krijg je een soort bankrekening, niet in euro’s maar in energie.
Het is de droom van Bouwhuis dat hij op een dag naar zijn vader gaat en hem trakteert op een kopje thee, gezet met water dat kookte op zonne-energie. Het denken over GPX en hoe dat verwezenlijkt kan worden, gaat steeds door, het is een continu proces, waarbij steeds meer mensen betrokken raken. Dat is aan de ene kant mooi, maar ook moeilijk, omdat niet iedereen eenzelfde beeld heeft van elektronen en hun gedrag. Mensen kunnen moeilijk snappen hoe het werkt.
Bouwhuis vindt het vreemd dat ik hem interview voor een artikel over wetenschap. Hij vindt zichzelf geen wetenschapper. Hij is uitvinder van een concept. Wel zou het goed zijn als in opdracht van een ondernemer of overheid het GPX concept in wetenschappelijke laboratoria wordt getest, zodat men kan zien dat het werkt. Daar wil hij het liefst werken.
Ik, de interviewer, signaleer dat GPX het kindje van Bouwhuis is. Het is geboren, maar nog niet aan het groeien. Ontwikkeling komt als het zich ontplooit in de markt. Dat kan pas nadat geëxperimenteerd wordt met meters waarin GPX aanwezig is. Wanneer een bewuste consument werkelijk gaat roepen om een waterdicht energiesysteem zal de markt daarop reageren.
“Het is zo mooi, de zon, die meer energie geeft dan wij ooit zullen verbruiken, het zonlicht dat er acht minuten over doet bij ons op aarde te komen. Het licht gaat snel, zo'n driehonderduizend kilometer per seconde”, zegt Bouwhuis. "Diezelfde snelheid nemen de elektronen aan in het elektriciteitsnet en ook in de elektrische apparaten." Wat hem betreft mogen zonne-electronen duurder zijn dan elektronen uit kolencentrales. "Een boterkoekje is meer waard dan een koekje van water en meel. Mensen die kwaliteit willen betalen meer."
Bouwhuis, die al negen jaar werkt aan dit idee, wil het interview stoppen, omdat de vragen niet passend zijn. Hij raadt mij aan iemand anders te interviewen, iemand die het GPX idee niet omarmt. Een goed concept dat een cadeau voor de mensheid op weg naar Duurzaamheid kan zijn, is niet automatisch welkom. Het idee van Bouwhuis is briljant, maar “we zijn er nog lang niet”.
Op weg naar huis denk ik aan een jongen, hij werkt bij een marketing bureau en vertelde mij dat veel mensen denken dat groene energie echt groen is….