Terborg, Protestantse Kerk, 21-10-2018

Lezingen: Jesaja 29:18-24, Hebreeën 4:12-16, Marcus 10:32-45

Gemeente van Jezus Christus,
Donderdag 18 oktober was de jaarlijkse dag
tegen de mensenhandel.
Arbeiders werken in het Midden-Oosten
aan de bouw van het stadion voor het WK voetbal.
Onder zulke onveilige omstandigheden
dat er doden vallen.
Au pairs uit de Filippijnen en andere landen worden uitgebuit
en slecht behandeld
door gezinnen in Saoedi-Arabië waar zij oppassen.
Vrouwen uit Oost-Europa en Afrika krijgen werk aangeboden in West-Europa,
maar aangekomen in het land
waar zij een baan zullen krijgen,
blijken ze onder valse voorwendselen gestrikt
en moeten ze in de prostitutie werken.
Juist mensen die arm zijn,
krijgen met praktijken te maken
die stoelen op misbruik van macht en overheersing.

Wat Jesaja eeuwen geleden uitriep,
is ook vandaag aan de orde,
Jesaja zegt luid en duidelijk
wat verdrukten willen:
“Aan het onrecht moet een eind komen!”
In de woorden van Jesaja:
als mensen tot inzicht komen,
zullen armen en verdrukten zich verheugen in God,
“want het is gedaan met de geweldenaar,
voorbij met de spotter,
ieder die op onrecht zint, zal vergaan.”

In het menselijk verkeer zijn allerlei processen aan de gang,
waarin macht een rol speelt.
Een voorbeeld: bedrijven verwachten
een bepaalde manier van handelen
van hun personeel,
een snelle afhandeling van zaken,
correct gedrag onderling,
het uitdragen van de bedrijfsstrategie.
Voldoe je niet aan de geldende norm,
dan kun je het moeilijk krijgen,
zeker als je merkt dat er iets niet deugt,
(mensen in de bankenwereld hadden daar last van)
dan gaat het wringen,
krijg je last van je geweten,
kun je dat dan zonder gevaar voor je baan aankaarten?
Als je er anders over denkt,
voor je het weet,
gaan er praatjes over je in het rond,
sta je buiten de groep,
en dat vinden we
- sociale dieren die we zijn -
onprettig.
De spannende vraag is:
wanneer ga je mee in de heersende norm
en wanneer / waarom niet?
Jesaja spreekt over een heersende norm van onrecht:
mensen om niks (een woord) veroordelen,
wie recht door zee probeert te zijn
met valse beschuldigingen onderuit halen.
Jesaja schildert de heersende onverschillige mentaliteit,
wat maakt het uit wat je doet of zegt
en wat de gevolgen zijn voor een ander,
als je eigen positie maar ongeschonden blijft
en jíj verstoken van kritiek op je gedrag
en je gewoon door kunt gaan waar je mee bezig was.

Jesaja noemt mensen verward, dwalend van geest.
Zij moeten inzicht verwerven, tot begrip komen.
De schrijver van de brief aan de Hebreeën spreekt
over het woord van God,
scherper dan een tweesnijdend zwaard,
dat in staat is de overleggingen van het hart te ontleden,
want in het hart zit het probleem volgens de schrijver van de Hebr. brief.
In het hart vallen de beslissingen,
het gaat de schrijver en Jesaja om ‘zelfonderzoek’,
inzicht krijgen in het eigen overwegingen (wel/niet meedoen),
vgl. Paulus: wat ik wil, doe ik niet,
wat ik niet wil, doe ik wel
of daar laat ik me toe verleiden
(wat allen doen, zal wel goed zijn).
Het woord van God houdt u en mij voor
hoe mensen zijn
en hoe mensen zouden kunnen zijn
als ze openstaan voor de Geest van God,
het woord houdt onze opvattingen en gedachten tegen het licht.
Zo legt Jesaja de keus bloot
tussen als kuddedieren meegaan met de stroom,
met de geldende norm, ook als die onrecht veroorzaakt,
of vanuit het geloof in God tegen de stroom in gaan,
Gods koers aanhouden.
En Jezus maakt met zijn woorden duidelijk,
dat hij weet
wat er in het hart van zijn leerlingen leeft, -
de leerlingen vatten de vraag van Jacobus en Johannes op
als streven naar de hoogste post.
Dáárom worden zij boos
en veroordelen Jacobus en Johannes.
Maar de reactie van Jezus legt bloot,
dat hun boosheid uit hun eigen hart komt,
dat zij Jacobus en Johannes meten
met de maat van de geldende norm in hun eigen hart:
zij willen de hoogste, de belangrijkste zijn!
En wij dan?! Wij ook!

Is wat Jacobus en Johannes vragen
werkelijk een reden voor boosheid?
Streven zij naar de hoogste post
of uiten zij met hun vraag hun loyaliteit?
Meester, wij willen u volgen waar u ook gaat
tot het bittere einde,
en wij geloven met u in de opstanding,
zullen u volgen tot in de heerlijkheid.
Jezus vraagt of ze wel goed beseffen wat zij vragen,
en als Johannes en Jacobus ‘ja’ zeggen,
bevestigt Jezus hun uitspraak:
jullie zullen de beker drinken die ik zal drinken,
de doop ondergaan die ik zal ondergaan,
maar over het zitten in heerlijkheid ga ik niet.
De beker is symbool van vreugde (Psalm 23), ‘mijn beker vloeit over’,
en van lijden (Gethsemane), ‘laat deze beker aan mij voorbijgaan’,
de doop is ook beeld van lijden, ‘sterven aan de oude mens’,
en beeld van vreugde, ‘opstaan als nieuw mens’.
Toch lijken Jacobus en Johannes er te gemakkelijk over te denken.
Met de aankondiging van zijn lijden bereidt Jezus zijn volgelingen voor
op weerstand, op pijn en moeite,
op onbegrip en afwijzing uit de omgeving.
Nu weten wij wat er met Johannes en Jacobus gebeurd is:
Jacobus is na een oneerlijk proces onthoofd,
Johannes op het eiland Patmos in ballingschap gestorven.
Het evangelie van Christus is vreugdevol
en storend ongemakkelijk, en daarom willen veel mensen er niet aan.
Het evangelie houdt ons een spiegel voor, -
in de spiegel van Gods onvoorwaardelijk liefde
zien we onze onbeholpenheid
of onze liefdeloosheid, onze onverschilligheid
en die willen we liever niet zien…
Maar goed dat de schrijver aan de Hebreeën spreekt over
Gods genade en barmhartigheid,
Het evangelie wil worstelende mensen helpen,
niet de grond inboren,
maar door inzicht gevoelig maken voor de liefde voor de ander.
God wil hulp geven en kracht.

Jezus grijpt de reactie van de andere leerlingen aan
om het karakter van machtsuitoefening aan te kaarten.
Heersers onderdrukken het volk,
leiders misbruiken hun macht,
en Jezus zegt
zo is het onder jullie niet,
jullie zullen elkaar van dienst zijn.
Tegenover heerschappij en macht zet Jezus
aller dienaar en slaaf zijn,
want de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden,
maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.
Marcus heeft het over losgeld
waarmee slaven worden vrijgekocht.
Stel u voor
dat er iemand komt
die de mensen die ik in het begin van de preek noemde
vrijkocht,
hoe blij zouden ze zijn!
Jezus maakt met zijn leven van liefde
mensen vrij uit de strik
van onrecht,
van de geldende norm,
van streven naar macht
om anderen onder de duim te houden,
om de eigen positie veilig te stellen.
Volgelingen van Christus zijn
– woorden van Paulus –
slaaf van de goede God
en daarom voelen zij zich vrij
zich in te zetten voor anderen.
Maarten Luther:
Een christen is de meest vrije heer van allen
en aan niemand onderworpen.
Een christen is de meest dienstbare slaaf van allen
en onderworpen aan iedereen.
En soms zie je het gebeuren
in acties tegen mensenhandel,
soms als mensen tegen de stroom ingaan,
soms in een gebaar van liefde dat niets terugverwacht.

Amen.